Ontwikkeling van gymtoestellen
Zoals in dit eerdere artikel te lezen valt, zijn gemeentes/exploitanten van gymzalen en sporthallen volledig vrij in de keuze van de inrichting voor het bewegingsonderwijs. Desondanks worden in vrijwel alle gymzalen (sportzalen, sporthallen) van Nederland nog steeds dezelfde traditionele toestellen gebruikt en gekocht. Weliswaar is het uiterlijk soms enigszins veranderd (bok, paard, kast), zijn er andere materialen gebruikt (klimrek van aluminium i.p.v. hout) of is het toestel elektrisch bedienbaar gemaakt (klimrek, ringenstel), maar de basis voor gebruik is in al die jaren onveranderd gebleven. Wij van Het Nieuwe Gymmen vinden dat extreem raar en leggen je in dit artikel uit waarom.
De oudheid
Uit de geschiedenis blijkt dat de motieven om gymnastiek te beoefenen door de tijd heen meerdere keren veranderd zijn. Al vroeg in de Griekse geschiedenis ontstonden de gymnastische sporten. In principe waren de lichamelijke oefeningen bedoeld om fit te blijven in tijden wanneer er geen slagvelden gevoerd werden. Toen vanaf de zesde eeuw v.Chr. ook vele gewone burgers nodig waren voor de oorlogvoering, kwamen er sportscholen (gymnasia) die vooral op de lichamelijke training van de soldaten gericht waren. Uit deze tijd stamt bijvoorbeeld het paard (het turntoestel, wel te verstaan). De Grieken gebruikten dat houten paard om soldaten te leren op- en afstappen. Zeer relevant, in die tijd!
De Romeinen zetten deze bewegingsoefeningen later voort. Net als de Grieken trainden zij hun soldaten, maar ook werden er toen sportwedstrijden gehouden. Na de val van het West-Romeinse Rijk in 476 verdween ook de turnsport en geruime tijd van het toneel.
Turnvater Jahn
In het begin van de 18e eeuw kwam er pas weer belangstelling voor de vergeten sport. Het ‘moderne’ turnen werd toen ontwikkeld door de Duitser Friedrich Ludwig Jahn. Hij was de grondlegger van het nieuwe turnen en bedacht allerlei turnoefeningen, die bekend kwamen te staan als de Duitse School. In 1811 opende hij in Berlijn zijn eerste turnschool. Maar ook over deze moderne turnschool bestaat grote twijfel of hij bedoeld was als ‘sportschool’ of dat er ook hier, net als bij de Grieken en Romeinen, werd getraind voor gevechten. “In de huidige Hasenheide werd niet opgeleid voor de Olympische Spelen, maar voor de strijd voor vrijheid tegen Napoleon.”, aldus dit Duitse artikel.
Hoe dan ook, naast de turnoefeningen bedacht Turnvater Jahn ook allerlei turntoestellen, die je vast en zeker bekend zullen voorkomen.
We zien rekstokken, een paard, een bok, klimrekken, ringen, touwen en een brug. En hoewel de motieven om te bewegen tegenwoordig volledig anders zijn dan voorheen, zijn de toestellen niet mee veranderd. De ontwikkeling van nieuwe sporttoestellen is extreem traag. De toestellen die Friedrich Ludwig Jahn (in de 18e eeuw!) heeft ontworpen zijn nog steeds terug te vinden in vrijwel alle sportzalen.
Negatieve gevolgen
Deze conservatieve houding in de gymnastiek heeft een aantal negatieve effecten op de lichamelijke opvoeding.
Oneigenlijk gebruik van toestel
Ten eerste zorgt deze houding ervoor dat er niet of nauwelijks nieuwe toestellen gemaakt worden. Zo worden tijdens oefeningen oude toestellen gebruikt waarvoor zij helemaal niet bedoeld zijn. Het zal iedere gymleraar bekend voorkomen.
Waarom is dat een probleem? Meestal legt het toestel op deze manier een beperking op de oefening. Een goed voorbeeld hiervoor is de springtafel die pas na veel problemen met een ander toestel zijn intrede maakte. Voor de springtafel werd er een bok gebruikt om te kunnen afzetten voor een sprong. De bok is in principe een aangepast voltigepaard waarvan de handvatten/beugels zijn verwijderd om een glad oppervlak te krijgen. Toch was de vorm van het aangepaste voltigepaard niet optimaal voor zijn nieuwe doel. Het apparaat was ten eerste te smal om goed op af te zetten. Hierdoor verloor de springer soms grip, wat leidde tot een relatief groot aantal ongelukken. Daarnaast was de vorm van de bok puntig waardoor er letsel kon ontstaan bij het niet goed uitvoeren van de sprong. Deze negatieve effecten die het toestel op de oefening had, leidde uiteindelijk tot de ontwikkeling van de springtafel die een veel groter afzetoppervlak heeft.
Ten tweede zorgt het oneigenlijke gebruik van toestellen voor gevaarlijkere situaties en grotere kans op schade van de toestellen, waardoor weer veel geld moet worden uitgegeven voor vervanging. Blijkbaar zijn er geen goede toestellen waarmee kinderen de vaardigheid kunnen ontwikkelen en de lesdoelen kunnen behalen, waardoor docenten creatief moeten worden met de middelen die zij hebben.
Een kleine greep uit onze eigen verzameling foto’s. Excuus voor de wat lage fotokwaliteit.
Hoe goed, creatief, doordacht en oplossend dit van de docenten ook bedacht is, dit oneigenlijke en verkeerd gebruik van toestellen komt de kwaliteit van de oefeningen vaak niet ten goede, kan zelfs gevaar opleveren voor de leerlingen en is zeker niet bevorderlijk voor de levensduur van de toestellen. Waarom moet dit per se met deze toestellen? Waarom staan deze toestellen nog altijd standaard in een gymzaal, terwijl we hele andere vaardigheden van de gebruikers verwachten?
Minder enthousiasme bij kinderen
Het andere probleem met deze conservatieve toestellen, is het effect dat ze hebben op kinderen. De oefeningen die op deze toestellen gedaan worden, zijn tegenwoordig totaal niet meer relevant. Waar het in de tijd van de Grieken en Romeinen (en ook nog in het Duitsland van begin 19e eeuw) nog belangrijk was om jeugd goed voor te bereiden op oorlog, zijn tegenwoordig hele andere kwaliteiten en competenties belangrijk.
Wij zijn ervan overtuigd dat kinderen door deze ouderwetse toestellen niet of nauwelijks gemotiveerd raken om te bewegen. En dat terwijl een belangrijk doel uit het Basisdocument Bewegingsonderwijs is om kinderen enthousiast maken voor bewegen en sport.
Hoe dan wel?
De oefeningen waarvoor onze huidige toestellen oorspronkelijk bedoeld waren, stammen uit de Klassieke Oudheid. Ondanks dat er een heleboel goede docenten zijn die ook moderne bewegingsoefeningen aanbieden met deze toestellen, zijn deze traditionele toestellen daar niet voor bedoeld. Hierdoor beperken de toestellen de oefening, vergroten ze de kans op ongelukken en moeten ze vaak vervangen worden (en da’s niet goedkoop).
Het Nieuwe Gymmen wil de inrichting van gymzalen en sporthallen veranderen en laten aansluiten bij de moderne samenleving en de moderne eisen van het bewegingsonderwijs. Dat hoeft niet door de hele huidige inventaris de deur uit te gooien, maar we willen wel graag dat iedereen die te maken heeft met de inrichting van beweegruimtes (docenten, scholen, gemeentes, exploitanten, leerlingen, KVLO, etc.) zich bewust is van het feit dat het ook anders kan! We moeten niet uitgaan van wat er is, maar we moeten uitgaan van de wensen en eisen van de gebruiker, en daarbij aansluiten!
Kijk gerust rond op onze website om je te laten inspireren!
Stapje verder?
Beheer je, exploiteer je of bouw je zelf een gymzaal of sporthal en wil je graag nadenken over hoe je deze beweegruimte op een moderne manier kunt inrichten? Wij helpen je graag verder met Scherp Advies, het adviesbureau van Pim Scherpenzeel, oprichter van Het Nieuwe Gymmen.
Neem contact met ons op via info@scherp-advies.nl of bel 06 41 28 62 43.